Viering 30 januari 2016

Voorwoord 30 januari 2016

Vanwege de Tempel, waarin Jezus als kind is opgedragen, lezen we drie keer over het heiligdom: een plaats die God heeft uitgekozen om daar te wonen. Zijn verblijf immers maakt zo’n plaats tot een heiligdom. In het heiligdom zijn wij te gast. We gaan niet aan zomaar aan de maaltijd beginnen, maar worden daartoe genodigd door de Heer wiens Tafel het is. Wie de liturgie in elke viering goed heeft doorleefd, merkt dat we pas opgaan naar de Maaltijd als we de Heer met een buiging hebben begroet bij zijn intrede in ons midden: ‘Gezegend Hij die komt in de Naam van de Heer’. Niet eerder proeven de aanwezigen de zoete smaak van de vrede en ruiken de zoete geur van Gods weldaden aan de wereld dan dat zij de Heer zien binnentreden in zijn heiligdom en hem begroeten. Zodra Simeon en Anna in het heiligdom dit mensenkind binnengebracht zien worden doen zij wat wij doen in elke viering: ze verlaten hun vaste plek, ze omarmen het kind of buigen zich om het kind heen. Hun gebed wordt een zegen en hun gezang een loflied. Vanwege hun gebed en hun gezang wijden wij in de hal van de kerk kaarsen, ontsteken die kaarsen aan het Licht dat zij voor hun ogen zagen opgaan: het Licht van Christus, en dragen ze brandend voor onze eigen ogen het heiligdom binnen. De kinderen assisteren in deze viering bij het uitreiken van de kaarsen die na de viering worden meegenomen naar huis. Welkom allen!