In de lezingen van de viering van 10 december bevinden we ons in de Advent, een tijd van verwachting en uitzien naar de komst van God-met-ons, de Heer die intrede doet in onze mensenwereld, waar hij ‘inwoning’ zoekt. De tijd van Advent is bedoeld om ons op zijn komst voor te bereiden, om ons huis, onze harten en zielen, voor hem te reinigen. We zetten de deur van onze binnenkamer open en stellen ons op bij de drempel om hem te begroeten bij zijn intrede. De Advent betekent ook het uitzicht van de ballingen op hun terugkeer. De terugkeer van de mensenkinderen die verblijven in den vreemde betekent dat zij thuiskomen. Het woord ‘wonen’ is op deze toestand van ballingschap niet van toepassing, wel het woord ‘verblijven’. Woning vind je namelijk pas in het land waar je naar toe terugkeert. Alleen al het uitzicht hierop is reden voor onze dorre bestaan om in de Advent op te bloeien, zoals de woestijn en het dorre land in de profetie van Jesaja doen. En om te juichen zoals de wildernis! Welkom om samen ons op zijn komst voor te bereiden!