Vergeleken met andere feestdagen van Maria is de viering van de Geboorte van de
H. Maagd een jonge feestdag. Liturgische teksten duiden op een viering in Oost-Europa aan het einde van de zevende eeuw en in West-Europa pas in de elfde eeuw. Het vieren van deze feestdag verbindt ons met de byzantijnse ritus. In het vieren zijn de christenen van het Westen verbonden met die van het Oosten.
Men vermoedt dat de feestdag zich heeft ontwikkeld vanuit een wijdingsdag van een kerk die gebouwd is de plek in Jeruzalem waar het huisje zou hebben gestaan van Anna, de moeder van Maria. Over Anna en Joachim, de ouders van Maria, en de geboorte van Maria horen we niet in de lezingen van deze viering. Het verhaal staat namelijk in het zogeheten ‘Boek of Proto-evangelie van Jakobus’. Dit boek behoort tot de eerste groep van apocriefe boeken. Dat zijn de boeken die het net niet hebben gehaald om te worden opgenomen in de canon van de H. Schrift. In het verhaal smeekt de kinderloze Anna de Heer om een kind en ontvangt zij de boodschap van een engel: Anna, Anna, de Heer heeft je bede verhoord en je zult ontvangen en baren, en over jouw kind zal in de gehele wereld gesproken worden.’ In deze woorden, maar ook in de liturgische teksten, de gebeden en lezingen van deze feestdag klinkt de heilsbetekenis door van de geboorte van het kind dat de moeder zal worden van de Verlosser. Dit alles bij elkaar geeft ons goed zicht op de betekenis van de geboorte van Maria, namelijk dat volgens Gods raadsbesluit het eeuwige zich verbindt met het tijdelijke, het goddelijke met het menselijke. Een betekenis die vorm krijgt in de viering van zaterdag 9 september.