Preek bij de tweede zondag van Pasen, 2020
naar aanleiding van Genesis 8:6-16.
Het is wachten geblazen in de lezingen van deze zondag. Wachten tot het water op de aarde is gedaald, zoals Noach deed in zijn ark. Wachten op redding, zoals Petrus de eerste generaties christenen voorhield, die om hun geloof werden gediscrimineerd (1 Petrus 1:3-9). Wachten tot het gevaar geweken is, zoals de vrienden van Jezus doen (Johannes 20:19-23). De lezingen van deze zondag passen opvallend goed bij onze situatie.
De Paaskaars van de parochie Alkmaar dit jaar heeft de afbeelding van een bootje. Toen we hem uitzochten wisten we nog niet wat ons boven het hoofd hing, en leek het bijna zomaar gewoon een mooi plaatje op de kaars. Maar toen werd het half maart en moesten de kerken worden gesloten. We kregen te maken met een veranderde wereld, waarin het feit dat de kerk gesloten was, maar één van de dingen was die ons allemaal overkwamen. We werden terugverwezen naar onze huizen. Alleen om hoogstnoodzakelijk werk te verrichten mogen sommigen naar buiten. Voor de rest is het: thuisblijven. Binnen blijven.
En ineens zag ik dat bootje op die Alkmaarse Paaskaars in een ander licht. Ineens zag ik er de ark van Noach in, deinend op de golven van de een onafzienbare zee. En ook die ark kreeg ineens nieuwe betekenis. Dat was toch eigenlijk ook een quarantaine voor mensen en dieren, waardoor zij behouden werden en konden overleven. Slechts een dunne houten wand was er tussen hen en het water van de dood. In het verhaal van Noach staat beschreven dat het God was, die indertijd de deur van de ark liefdevol achter de mensen en de dieren sloot voordat het water begon te stijgen. En ineens dacht ik: die ark is ook een schatkist, Gods eigen schatkist. In die schatkist bewaarde God wat Hij gemaakt had: de mensen en de dieren met de namen die de mens hen gegeven had. De quarantaine van de ark was een reis op weg naar een nieuw begin. Want hoe zeer de mensen God ook teleurgesteld hadden, ze zouden een nieuwe kans krijgen. Het leven op aarde zou opnieuw mogen beginnen. De Alkmaarse Paaskaars, symbool voor de verrezen Christus, is dit jaar meer dan ooit een teken van hoop.
Ook wij wachten op dat nieuwe begin. We vragen ons bezorgd af hoe het eruit zal zien, maar we verlangen naar meer vrijheid, naar elkaar weer kunnen ontmoeten, naar weer samen kunnen vieren, leren, werken en spelen. In het wachten ligt de belofte. Het blijft niet zo. Eens komt het goed. Alleen weet niemand wanneer. En daar moet je dan maar mee omgaan. We kunnen horen hoe Noach dat deed. Veertig dagen en nachten had God het laten regenen op aarde en was het water blijven stijgen. Daarna was het regenen gestopt. De aarde was helemaal met water bedekt. Honderdvijftig dagen lang, voordat het water zachtjes begon te dalen. Weer veertig dagen verstreken. En toen opende Noach een raampje en liet een raaf los. En daarna een duif. Ze vonden beiden geen plek om te rusten en kwamen terug. Noach wachtte zeven dagen en liet toen opnieuw een duif los. Zij kwam terug met een olijfblad, en Noach verstond het goede nieuws: het water moest gezakt zijn. Weer wachtte hij zeven dagen. De duif die hij toen losliet kwam niet meer terug. En Noach schoof het dak van de ark opzij, keek naar buiten en zag dat de aarde droog was. En God sprak: ga naar buiten, jij en je vrouw, je zonen en hun vrouwen.
Wat me nou opvalt is het enorme geduld van Noach. Zouden wij niet meteen als het met regenen was gestopt het dak van de ark opengooien om te kijken of er alweer land in zicht was? Pas helemaal op het einde van het verhaal kijkt Noach eindelijk een keer zelf! Eerst vertrouwt hij op de vogels, en vervolgens wacht hij steeds zeven dagen. Het ritme lijkt opmerkelijk genoeg op dat van ons, nu we tegenwoordig om de zeven dagen weer horen van de minister-president hoe het ervoor staat, en hopen dat er alweer wat mag veranderen. Noach leeft echter niet van persconferentie naar persconferentie maar van zevende dag naar zevende dag, van sabbat naar sabbat, van zondag naar zondag. Zijn ritme is verbonden met het ritme van God die de dagen schiep en die de aarde schiep in zeven dagen. De mensen en een groot deel van de schepping was in de ark aan het overleven. Ook in die crisis – want dat was die grote vloed toch – kwam de kwetsbaarheid van het bestaan aan het licht. Het wachten van Noach is een vertrouwen op God, die weer een nieuwe tijd zal doen aanbreken. Met de woorden van Prediker: ‘Voor alles wat er gebeurt is er een tijd’. Noach richt zijn oog op de natuur, in dit geval de vogels, om te zien of die nieuwe tijd al begint aan te breken. Pas op het allerlaatst gelooft hij zijn eigen ogen. Zo wacht Noach af in verbondenheid met God, de natuur om hem heen en zijn eigen waarneming. En dat laatste pas als laatste. Deel van het nieuwe begin van het leven op aarde is dat het de mens niet op eigen gezag bepaalt wat er gebeurt, zich geen heer en meester van alles waant, niet meer handelt enkel met het oog op zichzelf. Dat was juist de reden dat het was misgegaan, dat was het slechte gedrag van de mens, waardoor God spijt had gekregen dat Hij er ooit aan begonnen was. Aan mensen.
Wachten als Noach. Een voorbeeld nemen aan zijn geduld, dat in weken rekende, in het ritme van schepping en herschepping. In verbondenheid met de dieren, die Noach als verkenners uitstuurde. En naar wie hij aandachtig keek, omdat hij wist dat zijn lot met dat van hen verbonden was. In vertrouwen op God die de regenboog spande in de lucht. Zie je die boog, denk dan aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat leeft. Het leven van mensen, dat ook nu moet worden opgesloten om het te beschermen is zo mooi, zo kostbaar. Dat hebben God en mens in de dagen van Noach samen ontdekt. Dat realiseren we ons nu meer dan ooit. Nu veel van wat het leven zo mooi maakt niet kan. Juist het fysieke samenzijn, het dansen, het omhelzen, het troosten, het elkaar onbezorgd en liefdevol ontmoeten, het elkaar vol zorg bijstaan. Het is allemaal onvoorstelbaar kostbaar, daarom leven wij nu in onze huizen als Noach indertijd in de ark: bewaard in de schatkist van God zelf. Maar kijk omhoog. Het leven zál weer een nieuwe kans krijgen. We mogen opnieuw beginnen. Amen