Preek bij het hoogfeest van Pinksteren, 31 mei 2020
Ezechiël 11:17-20, Handelingen 2: 1-11, Johannes 14:23-29
Mooi weer en vakantietijd in aantocht . . . het doet mijn verlangen naar onbezorgdheid oplaaien. En ik ben vast niet de enige. Vrij zijn, spontaan kunnen gaan waar je wilt en met wie je wilt, lekker er op uit zonder jas en zonder zorgen. Met wind in de haren en zon in de rug ligt het land voor ons open. Met Jou aan mijn zij, met Jou op mijn pad, geen kwaad zal ik duchten want Jij bent nabij. Dat zijn worden uit een Pinksterlied dat we deze zondag in de Alkmaarse kerken hadden gezongen bij het begin van onze jaarlijkse feestweek voor de oecumene ware het niet dat . . .
In andere jaren heb ik het feest van Pinksteren altijd wel vrij eenvoudig geassocieerd met vrijheid en uitbundigheid. We lezen immers in het boek Handelingen dat de vrienden van jezus op die dag, dat de Geest over hen werd uitgestort, niet langer gevangen zijn in angst. Ze verlaten de veiligheid van hun huis en getuigen zonder terughoudendheid met enthousiasme van het goede nieuws. Het verhaal is nadrukkelijk grenzeloos. Taalbarrières vallen weg, en ieder hoort in zijn of haar eigen taal over de grote daden van God. De vrienden van Jezus laten zich door niets of niemand meer tegen houden.
Tja. Zo is het nu even niet voor ons. Zoals iemand één dezer dage tegen me zei: ‘Je moet over elke stap die je zet nadenken’. En dat is letterlijk én figuurlijk wel een beetje waar het op neerkomt. Maar vanwege deze situatie bad ik dit jaar, in het dagelijkse middaggebed, ook de Pinksternoveen, de negen dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren, waarin nadrukkelijk wordt gebeden om de vruchten van de Geest, zoals die worden genoemd in de brief aan de Galaten (5:22). Elke dag staat er een vrucht van de Geest centraal in dat gebed, en als je dat bewust bidt blijkt dat het lang niet allemaal om uitbundigheid. Zo zijn er de vruchten van de liefde, de vreugde, de vrede, de vriendelijkheid en de goedheid, maar ook de vrucht van het geduld, de trouw, de zachtmoedigheid en de zelfbeheersing. Het is echt niet allemaal van hop naar buiten en doe maar wat je hart je ingeeft.
Het is misschien wel op de laatste dag van de Pinksternoveen dat dat het meest duidelijk wordt, als de vrucht van de zelfbeheersing of ook wel de vrucht van de bescheidenheid centraal staat. Een vrucht van de Geest die een vraagteken plaatst bij de dingen waar een mens allemaal door kan worden meegesleept. Niet elke vurigheid is even heilzaam voor anderen en voor onszelf. We kunnen ook meegesleept worden door irritatie, gekrenkte trots, ijdelheid of egoïsme. De heilige Geest is vurig, dat is zeker, maar het is uitbundigheid die gepaard gaat met iets dat ons moet behoeden voor overmoed en zelfoverschatting.
En door de situatie waar we ons in bevinden springen dit jaar voor velen andere vruchten van de Geest in het oog. De vrucht van het geduld, waarvan nogal wat gevraagd wordt. Op de keeper beschouwd lijkt ze niet zo te passen bij het Pinkstervuur. Maar ze hoort er dus wel degelijke bij. Net als de trouw. Een woord dat altijd mooi klinkt, zeker als ze gevierd kan worden. Maar die in het dagelijks gebruik te maken heeft met taaiheid, met incasseren en vergeven. En dan die zachtmoedigheid die nu in het openbare leven nogal eens op de proef wordt gesteld als we elkaar proberen de ruimte te geven maar die zelf niet altijd krijgen. Of als we ons storen aan elkaars interpretatie van wat er nu wel of niet mag. En dan is daar nog de zelfbeheersing, die van ons gevraagd wordt omdat niet alles kan wat wel van ons gevraagd wordt.
Nou ja, dat weten we inmiddels wel. Maar wat ik me nog niet zo bewust was vóór het vieren van de Pinksternoveen is dat de dingen die nu van ons gevraagd worden wel degelijk met de Geest van Pinksteren te maken hebben. De liefde, de vreugde en de vrede zijn heerlijk, maar het geduld, de trouw en de zelfbeheersing is wat hen echte diepgang geeft. En nu we niet veel andere keus hebben dan ons bezig te houden met deze waarden mogen we ons realiseren dat dan ook de andere gaven van de Geest in beeld komen. In het geduld, de trouw en de zelfbeheersing houden we ons in feite bezig met liefde, vreugde en vrede op een manier die niet oppervlakkig kan zijn.
Het lijkt alsof de regels en voorschriften zich op de voorgrond drukken, ook in onze kerken waar we vanaf volgende week weer met vieren mogen beginnen. En ik kan het me best voorstellen als mensen verzuchten: als het zó moet in de kerk, dan hoeft het voor mij niet… Het valt niet mee om in die regels de vreugde van het vieren te ontwaren, het treden in de liefde van God, waar een kerkdienst om draait. Het geduld dat we moeten opbrengen en de zelfbeheersing die van ons wordt gevraagd omdat nog niet alles kan wat we altijd zo graag doen zijn niet enkel hindernissen maar kunnen we ook benaderen als vruchten van de Geest. Omdat het ons om de liefde gaat, het samen zijn in zorg voor elkaar, het vertrouwen in de vrede van God, die alle verstand te boven gaat en die onze harten en gedachten in Christus blijft bewaren.
Ik wens u een zalig Pinksteren! En ik hoop dat we volgende week elkaar mogen ontmoeten in ons Godshuis, in vreugde en dankbaarheid dat dat weer kan en in vertrouwen op de Geest, die van geen anderhalve meter ooit gehoord heeft en de afstand tussen ons zal overbruggen.
Amen