Preek bij de zondag van de allerheiligste Drieëenheid, 7 juni 2020.
Op de dag dat in veel oud-katholieke kerken de diensten weer worden hervat!
Exodus 34:4-9, 2 Korinthiërs 13:11-13, Matteüs 28:16-20
Het is wel frappant, dat wij de diensten in de kerk in Alkmaar hervatten uitgerekend op de enige zondag in het jaar dat de kerk eigenlijk gesloten zou zijn, in verband met de oecumenische viering. Die oecumenische viering is altijd op de zondag na Pinksteren, de zondag van de allerheiligste Drie-eenheid. Die hebben we dus al jaren niet meer gevierd. Maar nu wel. Zo zie je maar.
Nou zult u misschien niet meteen een gat in de lucht springen. Het geloofsgeheim van de Drie-eenheid heeft voor nogal wat mensen de klank van een tamelijk abstract geloofsgegeven, voer voor theologen, of misschien iets wat je verondersteld wordt te geloven maar waar je verder niet zo veel mee kunt. Maar wat ik nou graag vandaag met u wil delen, op deze bijzondere dag in ons kerkelijk leven, is hoe veelzeggend dit geheim is, juist ook nu voor ons, en dat het helemaal niet ingewikkeld of hoogdravend is omdat we er als gelovigen dagelijks mee leven.
Want al bij het slaan van een kruisteken gebeurt het: Vader, Zoon en heilige Geest in één adem genoemd. De Drie-eenheid is geen wiskundig wonder over hoe drie toch één kan zijn, maar een woord dat op verhalen wijst. Als je iets wilt zeggen over God, dan kun je het beste verhalen vertellen over Jezus, die op de aarde gekomen is om ons te laten zien wie God is. Als je iets wilt zeggen over Jezus en zijn betekenis voor mensen nu, dan kun je spreken over de Geest, die Hij beloofde en die zijn volgelingen de eeuwen door heeft bezield. Als je het wilt hebben over de Geest dan ontkom je niet aan het spreken over God, die de aarde heeft geschapen waarbij de Geest het begin van alle leven was. Over de vraag wie God ís staan we al snel met de mond vol tanden. Maar over wat God doet, over de ervaringen van mensen met God, over hoe we zelf door God zijn aangeraakt, daarover hebben mensen verhalen uit ervaring.
De viering van het feest van de allerheiligste Drie-eenheid is dus een feest omdat het over die Godservaring gaat, over God die relatie is en relatie zoekt. Daarover vertelt de bijbel talloze verhalen, over hoe God mensen roept, hoe God met mensen op weg gaat, hoe mensen zich soms toevertrouwen aan God en dan weer niet omdat ze liever vertrouwen op eigen kracht. Het gaat over hoe mensen God loven en danken en ook over hoe ze met God worstelen, over hoe ze God afwijzen en over hoe God nooit opgeeft hen terug te zoeken en op hen te hopen.
Als God dus ten diepste relatie is, dan zegt dat ook iets over de mens, die immers is geschapen als beeld van God. Zouden we het aandurven om van onszelf te zeggen dat we in de eerste plaats relatie zijn en niet een individu? Aandurven ja, want het gaat in tegen de tijdgeest die nog steeds het individu met alle bijbehorende rechten op de voorgrond plaatst. Maar zo gauw als we beginnen te praten over onszelf, gaat het over onze relaties. Het is zelfs zo, dat we ons op hele verschillende manieren kunnen voorstellen, afhankelijk van de plaats of situatie waar we zijn. Hier zijn we allemaal kerkganger, elders noemen we onszelf soms allereerst met ons beroep, elders als opa, of vriendin, buurvrouw, of Alkmaarder, vrijwilliger, deelnemer, koorzanger, doelman enzovoort. Het antwoord op de vraag wie je bent hangt dus af van de ander. En dat geldt zelfs als je helemaal alleen bent, en je dan misschien ook een keer de vraag stelt naar wie jij nou bent. Je zult die vraag al snel beantwoorden in relatie tot anderen, in termen van wie je voor een ander mag zijn. Niet dat het spreken over onszelf als individu onzin is, maar het wordt eigenlijk pas mogelijk op basis van die relaties, op basis van mensen door wie we gekend zijn en die iets in ons zien, die met ons relatie willen, die ons waarderen, die ons liefhebben.
Omgekeerd formuleren mensen het wel eens zo, als door wat voor reden ook contacten of bezigheden wegvallen. Wie ben ik nou nog? En iets daarvan hebben we in de afgelopen tijd ervaren, omdat we allemaal mensen hebben gemist met wie we gewoonlijk regelmatig optrokken. De afstand kon wel een beetje kon worden overbrugd met telefoon, digitale middelen en andere creativiteit maar vaak bleef of blijft het behelpen. Langzaam krijgen we nu wat samen-zijn terug, ook hier in onze kerk. Ook hier heerst het woord afstand, zoals overal nu in de samenleving, maar ik hoop eigenlijk dat we dat woord kunnen veranderen in de ruimte, die we elkaar gunnen om hier te zijn. Gek genoeg misschien is nu even ruimte geven aan elkaar een grotere blijk van betrokkenheid bij iemand dan letterlijk dichtbij elkaar zijn. En ik geloof dat we die ruimte tussen elkaar kunnen overbruggen met een groot gevoel van verbondenheid, het dankbare besef dat we weer samen kunnen zijn, met elkaar en met de Eeuwige, in zijn huis.
Nog even terug naar de eerste lezing van vandaag, uit Exodus. De situatie is dat de mensen een afgodsbeeld hadden gemaakt en zich daarmee van God hadden afgekeerd. Maar dan, bij het maken van die nieuwe stenen tafelen, maakt God zich bekend op een manier zoals Hij het nog nooit eerder gedaan had. God roept het uit, zijn eigen Namen, die allemaal bol staan van het verlangen naar relatie met mensen: Barmhartig, Meelijdend, Lankmoedig, Groot in liefde en trouw, Goedheid tot in het duizendste geslacht, God van vergeving. Het is eigenlijk zo’n onweerstaanbare liefdesverklaring eigenlijk van God dat Mozes niet anders kan dan op zijn knieën vallen en vragen: Alstublieft, maak ons uw eigen, neem ons tot uw liefste bezit, maak dat ook wij niet anders willen.
Het kan een gebed zijn dat met ons meereist: Maak ons uw eigen, maak mij uw eigen, een mens die pas opleeft in relatie tot anderen, dwars door huidskleuren en verschillen heen, een mens die pas opleeft levend in relatie tot U, onze God. Moge het zo zijn. Amen.