Preek van 13 en 14 juni 2020

Preek bij de 2e zondag na Pinksteren (6), 13 en 14 juni 2020
Jesaja 12:1-6, Romeinen 5:6-11, Matteüs 9:35-10:15


Toen Jezus de mensen zag, de menigte die op Hem afgekomen was, werd Hij met ontferming bewogen. Hij werd geraakt door wat Hij zag: mensen die uitgeput waren, mensen waar niet goed voor was gezorgd, mensen zonder herder. Mensen die verloren liepen. De zorg voor mensen is voor Jezus de drijfveer van zijn missie en dat moet het ook zijn voor zijn leerlingen die worden uitgezonden.
Op de dag dat we hier terugkeren in de kerk horen we over Jezus’ zorg voor mensen die verloren lopen. Daarvan zijn er nu veel naar mijn gevoel. Wie niet zou je misschien zeggen, in mindere of meerdere mate. Want het is van alle leeftijden en bevolkingsgroepen. Je een beetje verloren voelen omdat je maar beperkt contact hebt met familie en vrienden. Omdat je werk veranderd is en je weinig contact met collega’s hebt of omdat je werk is weggevallen of de toekomst ervan onzeker. Omdat vrijwilligerswerk en verenigingsleven stil kwam te liggen en allerlei sociale contacten wegvielen. Voor jongeren en studenten omdat ze elkaar niet meer zien en nog steeds online les krijgen of omdat ze hun eindexamen haalden zonder het feest dat erbij hoort. Of omdat je ziek bent, in de rouw of alleen en nu maar weinig mensen kunt ontmoeten.
Gelukkig kan er voorzichtig aan weer wat meer. En ook voor ons als statie geldt nu: dat we weer hier kunnen zijn en weer samen kunnen zijn, dat we hier konden terugkeren. In de eerste lezing van vandaag uit het boek Jesaja gaat ook over een terugkeer, namelijk die van de ballingen, de mensen die ooit uit Israël waren weggevoerd. Jesaja zegt: de dag zál komen dat jullie kunnen terugkeren, en op die dag zul je God loven. Je zult getroost worden en niet meer bang zijn. Met vreugde zul je opnieuw water kunnen putten uit de bronnen van redding. Dat is wat ons naar hier brengt, naar dit Godshuis.
Om te redden wie verloren loopt stuurt Jezus zijn leerlingen op weg. En dan wordt het verhaal plotseling onderbroken vanwege een lijst met de namen van de twaalf apostelen. Nou kijken wij daar in de kerk inmiddels al niet meer van op, van een lijst met namen. We weten erover mee te praten nu we tegenwoordig voor elke dienst precies moeten vastleggen wie er gaan komen. Maar gewoonlijk is dat natuurlijk niet zo, en kunnen mensen in kerkdiensten vrij in en uit lopen. Gelukkig maar. Want wij gaan er niet over, wie hier wel en niet zijn, al is dat door het noodzakelijke gedoe even wat minder duidelijk geworden. Maar nog steeds zijn onze kerkdiensten geen besloten bijeenkomsten, ze zijn open voor vriend en vreemde, want het is de Heer die uitnodigt, en niet wij. Alleen zijn er dus voor zowel vreemde als vriend even tijdelijk wat meer hindernissen, onder andere de voor een kerk zo gekke namenlijst. Maar wat doet die namenlijst daar plotseling midden in het evangelie van vandaag? De twaalf leerlingen van Jezus worden bij name genoemd en komen zo tegenover de naamloze menigte te staan, waarbinnen zo’n behoefte aan zorg en aandacht is. Alsof de wereld bestaat uit mensen die gered moeten worden en mensen die kunnen redden. Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Misschien worden die twaalf juist daarom wel even voorgesteld, om dat ook te laten zien. Want ze worden daarbij nou niet bepaald op een voetstuk gezet. Het zijn duidelijk ook maar mensen. Zo wordt van Matteüs verteld dat hij, toen hij door Jezus werd geroepen, tollenaar was, een beroep dat toen bekend stond als heulen met de bezetter en bovendien hadden tollenaars de naam uit zijn op eigen gewin. En van Judas wordt alvast vermeld, dat hij degene is die Jezus later zal verraden. De wereld is niet verdeeld in mensen die kunnen redden en die gered moeten worden. We zijn het allemaal beiden, op zijn tijd.
In de loop van de kerkgeschiedenis zijn die twaalf apostelen overigens wel op een voetstuk geplaatst. Dat het ook maar mensen waren werd een beetje vergeten en er werd van alles aan dat twaalftal opgehangen: dat Jezus alleen mannen als leerling zou hebben, dat de bisschoppen de rechtstreekse opvolgers van enkel deze twaalf zouden zijn, dat Jezus ‘dus’ geen vrouwelijke ambtsdragers zou hebben gewild… Zo is ‘de twaalf’ maar al te vaak gebruikt om een exclusiviteit aan te geven die haaks staat op de inclusiviteit die er eigenlijk mee is bedoeld: Dat twaalftal is zo belangrijk omdat het staat voor het héle volk, alle twaalf stammen van Israël. Daarom mag er niemand van die twaalf wegvallen, want daarmee ontbreekt dan meteen een hele stam van het volk, een hele bevolkingsgroep zou je in ons land kunnen zeggen.
Het gaat Jezus om die inclusiviteit. Dat geen mens vergeten wordt. Ik denk dat we zo ook die wat hard klinkende boodschap kunnen verstaan dat de leerlingen van Jezus niet naar de Samaritanen of naar de heidenen mogen gaan. Niet als er nog iemand van het eigen volk verloren loopt. Niet alvast maar aan een andere doelgroep beginnen omdat we iedereen zo ongeveer wel hebben! Niks zo ongeveer, ieder is van belang. Niet voor niets vertelde Jezus ooit over de herder die 99 schapen achterliet om die ene terug te vinden. Later zal in het evangelie de opdracht klinken om uit te gaan tot alle volken. Maar eerst moet het gaan over die zorg voor ieder mens, en juist voor degene voor wie dat lastig is of die pas als laatste in beeld komt.
God verliest niemand uit het oog en ieder mens is hem lief. Dat is de bron waaraan we ons mogen laven, als we ons soms verloren voelen lopen. Die boodschap is ook terug te horen in waar mensen juist in deze tijd de straat voor opgaan. En we kunnen ons daar vanwege de ziekte zorgen om maken, maar dat re reden voor het protest nu eens niet eigen inkomens of rechten zijn maar de zorg om een wereld waarin mensen in vrede met elkaar leven, is een teken van hoop. Breng overal waar je gaat de groet van de vrede, gaf Jezus zijn leerlingen mee. De vrede waarin jij en ik en ieder mens gezien is en verbonden is met elkaar zodat geen mens verloren loopt. Zie, Ik ga iets nieuws beginnen. Het is al begonnen, merk je het ziet? Amen