Op Palmzondag (19 maart) vieren we de intocht van de Heer in Jeruzalem. Een hoogtepunt is als iedereen zingt Hosanna, de Zoon van David, Gezegend hij die komt in de Naam van de Heer! Nog in dezelfde viering volgt al een dieptepunt, als in de passielezing de menigte schreeuwt: kruisig hem!
Op de Maandag in de Goede Week (21 maart) is er weer een hoogtepunt: de zegening van de oliën door de bisschop. Met name het chrisma duidt op de heilzame, helende werking van de olie waarover door de bisschop is gebeden om Gods zegen, opdat die olie vervuld is van de kracht van de heilige Geest. Parochianen en de pastoor van Mijdrecht gaan deze oliën ook dit jaar weer ophalen, opdat de heilzame, helende kracht ook zijn werk kan doen bij hen die in onze gemeenschap daarmee gezalfd worden.
Op Witte Donderdag (24 maart) duiken we weer de diepte met te lezen hoe Jezus de voeten wast van zijn leerlingen. We vieren we de ‘Instelling van het H. Avondmaal‘ ( de eucharistie) door onze Heer en Heiland.
Waar het brood wordt gebroken en de beker rondgaat ontstaat kerk. M.a.w. kerk gebeurt dáár waar dit geschiedt. Het gaat dus op Witte Donderdag over dit ‘gebeuren’. In de lezingen komt ‘het breken van het brood’ niet in het Evangelie aan de orde, maar in de zgn. epistellezing; een gedeelte uit de eerste brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Korinthe. En terecht lezen we op deze avond ook uit het boek Exodus; het verhaal van de viering van het Pascha in de nacht voorafgaande aan de Uittocht.
De Evangelie lezing – en over de inhoud daarvan gaat de prediking – verhaalt ons van de ‘voetwassing’. Jezus, die de gestalte van een slaaf aanneemt en de voeten van zijn discipelen wast. Een handeling waar ze zelf geen zin in hebben. Beneden hun stand! In de handeling die Jezus verricht wordt hen en ons een belangrijke les geleerd. Worden wij uitgedaagd ook hierin navolgers van de Heer te worden. Niet gemakkelijk, want we hebben er meestal geen zin in. Ook ik niet. De laatste woorden van het Evangelie van Witte Donderdag :’Ik heb een voorbeeld gegeven: wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.’
Op Goede Vrijdag (25 maart) maken we weer een hoogtepunt mee: de oprichting van het kruis waaraan de Mensenzoon is gestorven. In de oprichting en de onthulling van dit kruis wordt ons het teken voor ogen gesteld dat zijn sterven voor ons de koninklijk weg toont die hij is gegaan: door te sterven heeft hij diezelfde dood overwonnen en heeft hij laten zien dat de Koning van de Vrede regeert op aarde. We worden uitgenodigd naar voren te komen en kruis te eren, bijvoorbeeld door een bloem te leggen aan de voet van het kruis.
In de Paaswake (26 maart) bevinden we ons eerst nog in het holst van de nacht. We zetten de wake voort bij de plek waar het lichaam van de Heer is begraven totdat het licht van Christus zijn intrede doet. Zoals de vuurkolom dat deed voor de kinderen Gods die uittrokken uit Egypte begeleidt het goddelijk licht ons door de diepte heen en doet ons opklimmen als de morgen aanbreekt van Pasen. Als ‘verlosten’, ‘uitgeredden’, uit de ketens van de dood bevrijd, vieren wij bij de tafel van de Heer eucharistie van Pasen: dankzegging om het voorbijgaan van het benauwde periode, de verlossing daaruit en het leven dat zich nieuw aandient.