Zaterdag 20 mei Viering van de Zesde zondag van Pasen

In deze viering komt evenals in de andere vieringen in de Paastijd het evangelie van Johannes aan bod. Wat daarin opvalt is de volmaakte blijdschap die Jezus stelt tegenover de droefheid van de mensen. Wat tegengesteld is aan elkaar verbindt Jezus aan elkaar, als hij in één adem zegt: Gij zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. Evenzo verbindt Jezus zijn heengaan die de mensen het zicht op hem ontneemt aan zijn wederkomst die hun het zicht op hem teruggeeft. Het ene zal omslaan in zijn tegendeel, en wel in een korte tijd. Dat Jezus erbij zegt dat dit gebeurt ‘in korte tijd’ is opvallend. Volgens Jezus gebeurt het in een oogwenk, in één tel dat alles totaal anders zal worden dan dat wij nu meemaken. Ik vraag me af of wat we hier lezen niet ook een kenmerk is van de Paastijd waar we ons nu in de Kerk in bevinden. Want de droefheid van de Goede Week, zo kort geleden nog door ons gevierd in de Veenhartkerk, is in een oogwenk totaal verschillend geworden van hoe wij ons nu voelen in de dagen van Pasen. Het is alsof we worden gedragen door golven van geluk die ons voortstuwen naar Pinksteren. Dit geluk is intens en lijkt op de volmaakte blijdschap waar Jezus op wijst dat die zal gegeven worden na zijn heengaan.