16 november: 23e zondag na Pinksteren (28) Het geweld van harde woorden
2 Makkabeeën 7:1-2, 9-14, 2 Thessalonicenzen 3:7-13, Lucas 20:27-38
Demonstraties zijn tegenwoordig weer reuze in. Compleet met blokkades, spandoeken en spreekkoren. Een harde strijd met woorden. Maar hoe geweldloos zijn woorden eigenlijk? Harde woorden lokken harde woorden uit, en maken het meestal niet eenvoudiger om tot een goed gesprek te komen. De kern van de zaak raakt eronder bedolven. Het gaat eigenlijk ergens anders om. Zo horen we deze zondag in het evangelie dat er mensen naar Jezus toekomen met een theologische vraag over een vrouw die tijdens haar leven meerdere mannen heeft gehad, die allen vóór haar waren gestorven. Van wie is zij nou na haar eigen dood – in de verrijzenis – de echtgenote? Een merkwaardige vraag, maar des te meer ongemakkelijk omdat je aan alles voelt dat degenen die met deze vraag komen uit zijn op iets anders dan theologische interesse: ze willen Jezus in de val lokken. Hun eigenlijke vraag is veel meer: wie denk jij wel dat je bent? Jezus bevindt zich in een situatie die zich om hem heen verhardt en werkelijke communicatie steeds lastiger wordt. Hoe gaat Hij daar nou mee om?