Those we love don’t go away
They walk beside us day by day
Er is misschien geen bijbelverhaal dat zo duidelijk één plaatje in mijn hoofd oproept als het verhaal van de hemelvaart van Christus in het boek Handelingen. En dan is het niet het beeld van een wolk waaruit nog net twee voetjes steken – dat vind ik eerder een beetje grappig. Wat ik bedoel is het beeld van de vrienden van Jezus die naar de hemel staren. Sprakeloos en stil. Hoewel ik vermoed dat niemand van ons getuige is van een letterlijke hemelvaart kunnen we ons het gevoel precies voorstellen: Het verbijsterende dat een mens, die ons dierbaar en vertrouwd is, iemand die er gewoon ‘altijd was’ er ineens niet meer is. Het heeft altijd iets onvoorstelbaars. Iets waardoor je stil hemelwaarts kunt gaan kijken.
In het verhaal van hemelvaart wordt duidelijk dat de paastijd, waarin we ons nu al veertig dagen begeven, eigenlijk ook een tijd van afwachten is. Christus is verrezen, alleluia! Het is mooi, maar het gaat in feite onze pet te boven. En dat is ook te lezen in de opstandingsverhalen. De vrienden van Jezus die naar Emmaüs liepen herkenden hem uiteindelijk bij het breken van het brood, Thomas kon zijn vinger in de wonden van Jezus leggen en Jezus verschijnt plotseling temidden van zijn vrienden als ze ergens in een kamer bij elkaar zitten, met de deuren veilig op slot. Het is allemaal mooi maar verwarrend. Het is niet meteen helder wat ze ermee aan moeten. Het wonder van Pasen is ook te groot om maar even te kunnen plaatsen of te verwerken.
Daarom heeft Jezus hen ook gezegd: ‘Jullie moeten afwachten. En blijf in de stad”. In de stad blijven en afwachten. Maar waarop dan? De vrienden denken dat het opnieuw op “iets van boven” zal zijn, iets wat de menselijke pet opnieuw te boven zal gaan, net als die opstanding uit de dood. ‘Heer, herstelt Gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?’ Wordt uw rijk van vrede nu op aarde gevestigd? Maar nee, de Heer wijst terug. Niet Ik, of de Eeuwige, maar jullie. Jullie zullen kracht ontvangen van de heilige Geest en jullie zullen van Mij getuigen over heel de aarde.
We zijn geneigd om deze woorden als de eigenlijke opdracht voor Christenen te zien, maar er gaat een opdracht aan vooraf, en dat is de opdracht om te wachten. Hoe lastig die opdracht is weten we momenteel maar al te goed. Wachten om naar buiten te gaan, wachten om onze geliefden weer te ontmoeten, wachten om weer naar de naar school, vereniging, werk of kerk te kunnen. Wachten wordt vaak als iets negatiefs gezien, iets dat je wilt voorkomen. Maar hier is het wachten een heilige opdracht. Het wachten als een tijd die mensen nodig hebben. Zoals zaad tijd nodig heeft om te ontkiemen, zo weet de Eeuwige dat een mens tijd nodig heeft om zich toe te vertrouwen aan God. Blijf in de stad. Ik roep je, zodra de tijd rijp is.
Het wachten als iets heiligs ontvangen.